Marit Stolte
Inleiding
Het cognitieve functioneren van mensen die hulp zoeken op een geheugenpoli verloopt zeer uiteenlopend, evenals hun dagelijkse functioneren en gedragssymptomen. Er is relatief weinig bekend over het specifieke beloop tot aan het moment van dementie. Longitudinaal onderzoek heeft aangetoond dat neuropsychologische testen cognitieve veranderingen al jaren voor de diagnose kunnen detecteren. Inzicht in dit beloop kan bijdragen aan een vroegere en nauwkeurigere identificatie van personen met een verhoogd risico op het ontwikkelen van dementie. Het patroon van cognitieve en klinische achteruitgang over tijd wordt echter vaak over het hoofd gezien. Vervroegde identificatie kan het werven van geschikte deelnemers voor klinisch onderzoek makkelijker maken, en zo het onderzoek naar nieuwe medicaties en interventies verbeteren en versnellen. In deze studie onderzochten we het beloop van specifieke neuropsychologische testprestaties over tijd bij personen die wel en geen dementie ontwikkelden.
Methode
In deze studie werden 920 personen (leeftijd 68±11 jaar, MMSE 27±3) van het BioBank Alzheimer Centrum Limburg cohort geïncludeerd. Neuropsychologische herhalingsonderzoeken vonden plaats tot 10 jaar na baseline. De scores van de 15-Woorden Leer Taak (WLT), Visual Association Task (VAT), Animal Fluency Task (Fluency) en de Concept Shifting Task (CST) A en CST C werden gebruikt om cognitie in kaart te brengen. De Neuropsychiatric Inventory (NPI) en Disability Assessment For Dementia (DAD) werden gebruikt om respectievelijk gedrag en dagelijks functioneren te beoordelen.
Om het cognitieve beloop en de klinische achteruitgang tussen personen die dementie ontwikkelde en niet ontwikkelde te onderzoeken werd een multilevel mixed effects-analyse uitgevoerd per gestandaardiseerde neuropsychologische test. Hierbij werden mogelijke niet-lineaire trajecten van cognitieve verandering gemodelleerd met behulp van polynomialen.
Resultaten
Voorlopige resultaten tonen aan dat personen die dementie ontwikkelden sneller achteruit over tijd op alle tests dan degene die geen dementie ontwikkelden (WLT: b=-0,186, p<0,001; VAT: b=-0,285, p<0,001; Fluency: b=-0,135, p<0,001; CST A: b=-0,196, p<0,001; CST C: b=-0,281, p<0,001, DAD: b=-2,44, p<0,001, NPI: b=1,32, p<0,001). Verder bestond er een kwadratische relatie tussen tijd en alle cognitieve prestaties, NPI-score en DAD-score, met uitzondering van de Fluency en de CST A, die een lineaire relatie met tijd vertoonden.
Conclusie
Deze bevindingen laten zien dat het beloop van zowel verschillende cognitieve domeinen, als ook van dagelijks functioneren en gedrag duidelijk verschilt tussen personen die later wel en geen dementie ontwikkelen. Het karakteriseren van de trajecten in de jaren voorafgaand aan een diagnose dementie biedt belangrijke inzichten voor het vroegtijdig identificeren van personen met een verhoogd risico op dementie.
- Sessie 1.1
1.1 DEMPACT – Pitches
Datum: 04 nov 2025Tijd: 11:00 - 11:4511.00-11.07 De eerste stap telt: Variatie in post-diagnostische zorg bij dementie op jonge leeftijd op Nederlandse geheugenpoli’s door Hanna Bodde 11.07-11.14 Diagnose dementie en geheugenpoli's...